- afzetten
- {{afzetten}}{{/term}}I 〈overgankelijk werkwoord〉1 [buiten werking stellen] switch/turn off 〈radio, motor〉 ⇒ disconnect 〈telefoon, alarm〉2 [amputeren] cut off ⇒ amputate3 [oplichten] cheat ⇒ swindle, overcharge 〈klanten〉4 [afscheiden] enclose ⇒ fence off/in, block/close off 〈toegangsweg〉5 [van/tegen iets afduwen] push off6 [uit zijn ambt ontzetten] dismiss ⇒ remove7 [laten uitstappen] drop ⇒ set/put down8 [omboorden] set off ⇒ trim9 [laten bezinken/neerslaan] deposit♦voorbeelden:3 je moet je niet overal zo laten afzetten! • don't pay through the nose for everything!een klant voor tien gulden afzetten • cheat a customer out of ten guilders4 een bouwterrein afzetten • fence off a building sitede straat was afgezet met soldaten • the street was lined with soldiers5 een boot afzetten • push off a boatzich afzetten tegen (iets/iemand) • react against (something/someone)〈voetbal〉 een speler van de bal afzetten • gain possession (of the ball)6 een koning afzetten • depose a king7 een vriend thuis afzetten • drop a friend at his home8 een jas, afgezet met bont • a fur-trimmed coat9 het vuil zet zich tegen de wand af • the dirt forms a deposit on the wall¶ dat moet je van je af (kunnen) zetten • (you should be able to) get that out of your mindII 〈onovergankelijk werkwoord〉1 [snel afkomen] come/rush (up to)2 [zich afzetten voor een sprong] take off♦voorbeelden:1 op iemand komen afzetten • make/go for someone
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.